inleiding
Menno Bauer en de schoonheid van de perfecte beweging
Over Johan Cruyff is ooit de film “Nummer 14” gemaakt. Daarin wordt ’s werelds beroemdste voetballer op zeer poëtisch wijze geportretteerd: vertraagde beelden en romantische muziek ondersteunen het idee dat voetbal op dit niveau eigenlijk een kunstvorm is.
Daar kan de beeldend kunstenaar Menno Bauer het hartgrondig mee eens zijn. De schilderijen die deze Noord-Hollandse kunstenaar maakt gaan over de schoonheid van beweging.
Zijn inspiratiebron is niet het voetbalveld, maar het Stopera-toneel: de overeenkomsten met de Cruyff-film liggen in het gebruik van muziek en beweging. Het verschil is dat een balletvoorstelling niet met 4-1 gewonnen kan worden. Bauer is geïnteresseerd in de bewegingen van dansers. Vooral de uitvoeringen van Hans van Maanen voldoen aan de wensen.
‘In mijn schilderijen’, zegt Bauer, ‘zet ik alles in beweging. Ik wil de figuren in het schilderij laten dansen, ik laten zien dat alles leeft en vol spanning zit. Eigenlijk stof ik bestaande afbeeldingen af’
Niet allen de balletvoorstellingen van Van Maanen, maar ook beroemde schilderijen uit de kunstgeschiedenis bevatten scenes die Bauer op zijn doeken nieuw leven inblaast.
De reden is simpel: op een schilderij staat alles stil omdat alles geschilderd is. En toch kun je er de suggestie van beweging in brengen. De uitdaging is die illusie compleet overtuigend te maken.
Henk Heijnen, Kunsthistoricus/ directeur kunstuitleen Gouda
Menno Bauer (1949-2023) groeide op in een middenstandsgezin. Ondanks drie artistiek begaafde ooms van vaders kant, vonden zijn kunstzinnige aspiraties thuis moeizaam weerklank. Als compromis kwam de fotografie in beeld. Reden dat hij na de middelbare school een opleiding tot fotograaf volgde. Vanaf 1967 maakte hij reportages voor diverse geïllustreerde bladen en omroepgidsen. Na 1970 worden de foto’s steeds meer schilderijen. Begin 1979 kiest hij definitief voor de schilderkunst. Als kunstschilder was Menno Bauer autodidact. Met vallen en opstaan gepaard aan een ijzeren discipline ontwikkelde hij een gevoelige, expressionistische stijl: figuratief, maar tegen het abstracte aan schurend. Met losse, bijna toevallig aangebrachte lijnen bracht hij basale, menselijke emoties aan in de forse heldere kleurvlakken op het doek. Lichaamshouding en beweging spreken boekdelen: de kijker ziet zijn eigen verlangen, agressie, eenzaamheid. Voor zijn composities putte hij aanvankelijk uit de kunstgeschiedenis. In het origineel zag hij hoe beweging gestold werd in verf. Deze statische, bevroren weergave wilde hij opheffen en in zijn eigen werk laten draaien en zwieren. Daarnaast was hij geïnteresseerd in balletchoreografieën en toneelensceneringen. Later stonden ook gewone straattaferelen aan de basis van zijn figuratie. In alle schilderijen komen mensen en hun liefdesperikelen voor. Veelal kortstondige passies die worden verbeeld als een wervelende tango van aantrekken en afstoten. Hij zag in het origineel hoe de bewegingen van de personen werden bevroren in verf; het was zijn taak die stilstand op te heffen en alles te laten draaien en dansen.